Binnenklasdifferentiatie
Wat?
‘Je brengt als leerkracht binnen een gemeenschappelijk curriculum beperkte variatie in doelen, inhouden, instructie, tempo, werkvormen, groeperingsvormen en evaluatie aan. Zo kom je beter tegemoet aan de behoeften van individuele leerlingen of groepen van leerlingen.’ (VVKBaO, 2012, p. 139)
Differentiatie naar doelen
Niet iedereen van de klasgroep moet hetzelfde bereiken. Zo houd je rekening met de ontwikkelingsbehoeften. De basisdoelen zijn doelen waarvan verondersteld wordt dat alle leerlingen in de klas deze kunnen bereiken. Deze doelen staan opgesomd in de leerplannen.
Soms moeten doelen aangepast worden afhankelijk van wat je van een kind kan verwachten. Je kan op twee verschillende manieren differentiëren in doelen. Enerzijds kan je doelen aanpassen aan leerlingen die meer aankunnen, deze doelen zijn verrijkingsdoelen. Bepaalde leerlingen kunnen deze bereiken na het realiseren van de basisdoelen. Verrijkingsdoelen bestaan uit twee categoriëen: verbredingsdoelen en verdiepingsdoelen. Bij de verbredingsdoelen wordt de leerinhoud van de basisdoelen uitgebreid met nieuwe begrippen en leerinhouden. Er komen meer oefeningen in gevarieerde oefenmodellen, maar het gedrag van het basisdoel blijft hetzelfde. (Bijvoorbeeld wanneer een leerling extra Spaans krijgt aangeleerd.) Bij de verdiepingsdoelen verandert niet de leerinhoud, maar de gevraagde leeractiviteit (gedrag). De complexiteit wordt vergroot, de oefeningen worden op een moeilijker niveau verwerkt.
Bijvoorbeeld:
Ook worden doelen aangepast voor leerlingen die niet aan alle basisdoelen kunnen voldoen. Deze doelen zijn compenserende doelen. Ze houden bijvoorbeeld in dat een leerling bij rekenen steeds een zakrekenmachine mogen gebruiken, een dictee mag worden overgeschreven en de schrijfwijze van woorden op die manier niet meer uit het hoofd moet worden geleerd … Men moet wel in het oog houden dat het behalen van een getuigschrift hierdoor niet in gedrang komt.
Soms moeten doelen aangepast worden afhankelijk van wat je van een kind kan verwachten. Je kan op twee verschillende manieren differentiëren in doelen. Enerzijds kan je doelen aanpassen aan leerlingen die meer aankunnen, deze doelen zijn verrijkingsdoelen. Bepaalde leerlingen kunnen deze bereiken na het realiseren van de basisdoelen. Verrijkingsdoelen bestaan uit twee categoriëen: verbredingsdoelen en verdiepingsdoelen. Bij de verbredingsdoelen wordt de leerinhoud van de basisdoelen uitgebreid met nieuwe begrippen en leerinhouden. Er komen meer oefeningen in gevarieerde oefenmodellen, maar het gedrag van het basisdoel blijft hetzelfde. (Bijvoorbeeld wanneer een leerling extra Spaans krijgt aangeleerd.) Bij de verdiepingsdoelen verandert niet de leerinhoud, maar de gevraagde leeractiviteit (gedrag). De complexiteit wordt vergroot, de oefeningen worden op een moeilijker niveau verwerkt.
Bijvoorbeeld:
- Basisdoel: De leerlingen kunnen vraagstukken oplossen waarbij de winst moet berekend worden als inkoopprijs en verkoopprijs gegeven zijn.
- Verdiepingsdoel: De leerlingen kunnen vraagstukken oplossen met veel overtollige gegevens zodat de oplossing (de winst) slechts na een ver doorgedragen analyse naar voren komt.
Ook worden doelen aangepast voor leerlingen die niet aan alle basisdoelen kunnen voldoen. Deze doelen zijn compenserende doelen. Ze houden bijvoorbeeld in dat een leerling bij rekenen steeds een zakrekenmachine mogen gebruiken, een dictee mag worden overgeschreven en de schrijfwijze van woorden op die manier niet meer uit het hoofd moet worden geleerd … Men moet wel in het oog houden dat het behalen van een getuigschrift hierdoor niet in gedrang komt.
Differentiatie naar leerinhoud
Als leerkracht kun je differentiëren door keuzemogelijkheid in te bouwen die aansluit bij de belangstelling van de leerlingen. Dit kan enkel als je voor het bereiken van de lesdoelen niet gebonden bent aan een bepaalde leerinhoud. De mogelijke organisatievormen hiervoor zijn een hoekenwerk, werkwinkel, vrije activiteit, projectmodel, … .
Bijvoorbeeld:
Bij een schrijftaak kan je enkele criteria stellen waaraan een schrijftaak moet voldoen. Deze opsomming wordt uitgebreid met enkele criteria voor de taalsterke leerlingen.
Bijvoorbeeld:
Bij een schrijftaak kan je enkele criteria stellen waaraan een schrijftaak moet voldoen. Deze opsomming wordt uitgebreid met enkele criteria voor de taalsterke leerlingen.
Differentiatie naar aanbiedingswijze
De manier waarop je de leerinhoud aanbrengt als leerkracht en hoe je de leerlingen deze leerinhoud laat inoefenen is ook een vorm van differentiëren.
Dit kan men realiseren op verschillende manieren:
Eenvoudige manieren om aan niveaudifferentiatie te doen:
Dit kan men realiseren op verschillende manieren:
- Werkvormen:
- Opdracht/taak:
Eenvoudige manieren om aan niveaudifferentiatie te doen:
- Maak een werkblad met eenvoudige oefeningen voor zwakke leerlingen en moeilijke oefeningen voor sterke leerlingen.
- Maak gebruik van inoefenoefeningen, herhalingsoefeningen en verdiepingsoefeningen. De zwakke leerlingen zullen dan enkel de inoefenoefeningen en herhalingsoefeningen maken. Sterke leerlingen moeten bijvoorbeeld geen herhalingsoefeningen maken, maar kunnen meteen doorgaan naar de verdiepingsoefeningen. Je kan dit makkelijk aanduiden door te werken met kleuren en/of figuren. (Let op! Als je werkt met dieren, kies dat dieren die evenwaardig zijn zoals: vossen, beren en tijgers.)
- Laat de leerlingen kiezen welke oefeningen ze net maken. Bv.: Je geeft 20 oefeningen en de leerlingen mogen zelf kiezen welke 10 oefeningen ze daarvan maken. Hierbij kan je ook nog aangeven welke oefeningen moeilijker zijn. Op deze manier kunnen leerlingen zelf het niveau van de oefeningen kiezen, hebben ze het gevoel dat ze zelf iets mogen bepalen, kunnen ze (bij gemengde oefeningen) kiezen welk soort oefeningen ze maken op basis van interesse en hebben ze ook alle oefeningen eens bekeken. De leerlingen mogen natuurlijk ook altijd meer oefeningen maken.
- Beschikbare werktijd:
Eenvoudige manieren om aan tempodifferentiatie te doen:
- Plaats bijvoorbeeld een sterretje voor de oefeningen die de leerlingen mogen maken als ze andere oefeningen af hebben. Op deze manier maken de leerlingen wel van elke verschillende opdracht een oefening.
- Je kan ook voor de zwakkere leerlingen enkele oefeningen laten vallen. Ga vooraf na welke oefeningen voor welke leerlingen moeilijk kunnen zijn. Deze oefeningen kan je dan eventueel voor hen schrappen Je kan ervoor kiezen om volledige oefeningen te laten wegvallen of hen bijvoorbeeld enkel de eerste twee van elke oefening te laten maken.
- Zorg ervoor dat je steeds een extra opdracht hebt voorzien voor de snellere leerlingen zodat zij zich op een nuttige manier kunnen bezighouden indien ze klaar zijn voor dat de tijd om is. Je kan kiezen om opdrachten te voorzien die met de taak te maken hebben (een rekenspel, een spel om de schrijfwijze van woorden te oefenen, een woordzoeker met nieuwe Franse woorden...) of een totaal andere opdracht (vrij lezen, tekenen, een smartgame...)
- woordzoeker maken: http://www.woordzoekers.org/
- mandala’s voor kinderen: http://www.mandalakleurplaten.nl/
- woordscrabble: https://s-media-cache-ak0.pinimg.com/originals/49/df/ff/49dfffd2c95d3f2be8c39a289f438cae.jpg
- zeeslag met woorden: https://www.pinterest.com/pin/460493130629969808/visual-search/?x=0&y=0&w=564&h=390
- Boggle: https://nl.pinterest.com/pin/292100725813617300/
- ...
- Kinderen die sneller klaar zijn kan je (in een hoger leerjaar) ook altijd inzetten als mini-juf of mini-meester. Hierbij gaan ook deze leerlingen rond om oefeningen uit te leggen aan klasgenootjes. Hierbij moet je hen in het begin wel begeleiden. Het is niet de bedoeling dat zij de oefeningen in plaats van hun klasgenoten maken.
Differentiatie naar onderwijsleermiddelen
- Didactisch materiaal:
Je kan gebruik maken bij de zwakkere leerlingen van extra didactisch materiaal. Deze materialen kunnen door een methode ontwikkeld zijn (audio-materiaal, stappenplannen, MAB, tijdsband, …) of je kan het ook zelf ontwikkelen. - Speelleermaterialen:
- ICT:
ICT kan je inschakelen bij remediëren, extra inoefenen, variatie in inoefening, tempo verhogen door tegen de tijd oefeningen te maken, meer uitdagende oefeningen, … . Het geeft ook de mogelijkheden om leerlingen documentatie te laten opzoeken, waardoor ze zich zelfstandig kunnen verdiepen in een onderwerp.
→ Creatieve instelling en brede belangstelling.
→ Uitdagende en interessante opdrachten.
→ Open problemen.
→ Communiceren over de leerinhoud en reflecteren op het probleemoplossen.
Differentiatie naar groeperingsvorm
- Groeperingsvormen:
→ Zelfgekozen – opgelegd
→ Volgens interesse
→ Homogeen – heterogeen
- Klasschikkingen: Carré, rijen, tweetallen, groepjes, kring, … .
- Uitgangspunten voor efficiënt groeperen:
→ Leerkracht hanteert verschillende groeperingsvormen om aan de behoeften van leerlingen tegemoet te komen.
→ Werken met groepen ondersteunt de effectiviteit van het lesgeven en het leren (zwakke leerlingen krijgen meer instructietijd en steun).
→ Zwakke leerlingen zo veel mogelijk laten functioneren in heterogene groepen.
→ Geen afname van instructie- en leertijd! Niet te veel organisatietijd.
→ Goed klasmanagement is vereist! Duidelijke afspraken en regels, routines en structuur.
→ Overzicht bewaren zodat de groepen kunnen rekenen op begeleiding en ondersteuning.
→ Goede inrichting van de klas.
Differentiatie naar begeleiding
De leerkracht kan op verschillende manieren leerlingen ondersteunen.
1. Flipped learning:
Om kinderen zelfstandig nieuwe leerinhouden te laten verkennen, kan je de methodiek van flipping the classroom toepassen. De kinderen krijgen een paar dagen voor de les verschillende bronnen met de nieuwe leerinhoud mee zoals filmpjes of documenten. Ze proberen zelfstandig de leerstof te verkennen. De uitleg wordt ook gemaakt op maat van de leerling doordat het mogelijk is de instructie video op eigen tempo te bekijken: kinderen kunnen delen van de uitleg herhalen of overslaan.
Leerlingen kunnen op deze manier ook aan andere doelen werken in de klas dan de rest van de klasgroep. De leerkracht begeleidt de lerende vooral bij het gebruik van bronnen, beantwoordt vragen en controleert de vooruitgang.
2. Preteaching
Voor sommige leerlingen kan het instructiemoment vooruitgeschoven worden. Ze krijgen extra instructie als voorbereiding op de les die gaat komen. Je streeft naar een gelijke beginsituatie: je probeert te zorgen voor een gelijk startniveau van het begin van de les voor zwakkere kinderen. Zo kunnen ze beter voorbereid aan het klassikale instructiemoment deelnemen, kan het tempo van de les verhogen en hebben ze meer kans op succeservaring. Zoals de tekst van begrijpend lezen vooraf laten lezen en bespreken, de woorden van het woordpakket voor de spellingsles met hen analyseren, ...
1. Flipped learning:
Om kinderen zelfstandig nieuwe leerinhouden te laten verkennen, kan je de methodiek van flipping the classroom toepassen. De kinderen krijgen een paar dagen voor de les verschillende bronnen met de nieuwe leerinhoud mee zoals filmpjes of documenten. Ze proberen zelfstandig de leerstof te verkennen. De uitleg wordt ook gemaakt op maat van de leerling doordat het mogelijk is de instructie video op eigen tempo te bekijken: kinderen kunnen delen van de uitleg herhalen of overslaan.
Leerlingen kunnen op deze manier ook aan andere doelen werken in de klas dan de rest van de klasgroep. De leerkracht begeleidt de lerende vooral bij het gebruik van bronnen, beantwoordt vragen en controleert de vooruitgang.
2. Preteaching
Voor sommige leerlingen kan het instructiemoment vooruitgeschoven worden. Ze krijgen extra instructie als voorbereiding op de les die gaat komen. Je streeft naar een gelijke beginsituatie: je probeert te zorgen voor een gelijk startniveau van het begin van de les voor zwakkere kinderen. Zo kunnen ze beter voorbereid aan het klassikale instructiemoment deelnemen, kan het tempo van de les verhogen en hebben ze meer kans op succeservaring. Zoals de tekst van begrijpend lezen vooraf laten lezen en bespreken, de woorden van het woordpakket voor de spellingsles met hen analyseren, ...
Daarnaast bestaan er ook verschillende modellen om in de klas te differentiëren.
1. Werken met grote groep en kleine groep.
1. Werken met grote groep en kleine groep.
Kinderen verschillen in de mate waarin ze behoefte hebben aan ondersteuning van de leerkracht door middel van instructie. Alle kinderen gaan tijdens de les met dezelfde leerdoelen en voor een groot deel ook met dezelfde leerstof aan de slag!
Aandachtspunten!
2. Het BHV-model
- Grote groep werkt zelfstandig. Ze verwerken de leerstof door allerlei opdrachten te maken. De opdrachten tijdens deze zelfstandige verwerking dienen in eerste instantie aan te sluiten bij de inhoud van de presentatiefase. Om toezicht te houden op het werk van de grote groep houdt de leerkracht een startronde en één of meer begeleidingsrondes. Op deze manier kan de leerkracht zien hoe de leerlingen de leertaak aanpakken en of de leerling de leerstof onder de knie heeft.
- Kleine groep krijgt verlengde instructie aan instructietafel. Niet meer dan 6 à 7 kinderen. Ofwel bepaalt de leerkracht wie in de kleine groep komt, ofwel kiezen de leerlingen dit zelf. Ze hebben behoefte aan meer en intensievere instructie of aan langdurige onder begeleiding inoefenen. De leerkracht kan het materiaal of methode dat tijdens de klassikale instructie gebruikt is terug opnieuw gebruiken of kan ervoor kiezen nieuw/ander materiaal en methode te gebruiken. Let op: als té veel kinderen verlengde instructie blijken nodig te hebben kan dat beter klassikaal georganiseerd worden.
Aandachtspunten!
- Kort en bondig instructiemoment aan gehele groep (max. 20 min.)
- Vlotte organisatie van overgangsmoment
- Goede taakinstructie (visuele ondersteuning op het bord)
- Verlengde instructie max. 15 min. zodat er ook nog zelfstandige verwerkingstijd is voor de kleine groep.
- Aandacht voor procesevaluatie achteraf! Kinderen moeten leren zelfstandig werken.
2. Het BHV-model
- Pretoets: beginsituatie inschatten (schriftelijk/mondeling)
- Basisprogramma: essentieel voor alle kinderen, leerinhouden uit leerplannen.
- Diagnostische toets met foutenanalyse: wat beheersen de leerlingen? Wat zijn de moeilijkheden? Dit kan je heel gericht uitzoeken aan de hand van een foutenanalyse.
- Verrijkingsprogramma: verdieping of verbreding (kinderen niet laten voorlopen!)
- Herhalings- en remediëringsprogramma: herhaling belangrijke delen uit basisprogramma. Het gaat hierbij om het automatiseren van de leerstof waarbij de leerstof herhaald en ingeoefend wordt.
- Summatieve toets: evaluatieve toets: welke basisdoelen en differentiële doelen werden bij de leerlingen gerealiseerd?
3. Het directe instructiemodel
- Terugblik en actualisering: terugblikken op de geziene leerstof /ophalen van de voorkennis.
- Presentatie: aandacht richten op de lesdoelen, wat wil je met deze les bereiken?
- Begeleide inoefening: Uitleg geven: In deze fase introduceert de leerkracht stapsgewijs de nieuwe leerstof en maakt die aanschouwelijk.
- Zelfstandige verwerking grote groep: deze groep kan zelfstandig de leerstof verwerken. De leerkracht gaat eerst rond om te kijken of iedereen gestart is, nadien werken de leerlingen op hun eigen tempo. Tussendoor komt de leerkracht nog eens rond om vragen te beantwoorden en leerlingen verder te helpen.
- Verlengde instructie kleine groep: deze groep krijgt een korte voortaak van de leerkracht terwijl hij/zij een startronde maakt. Nadien wordt deze groep nog eens opgesplitst. Enerzijds zijn er leerlingen die nu wel aan de slag kunnen, maar nog veel hulp nodig hebben bij de verwerking van de oefeningen. Zij gaan aan de slag, maar kunnen continu vragen stellen aan de leerkracht. Anderzijds zijn er nog enkele leerlingen die nog een extra instructie krijgen. Na deze instructie kunnen zij ook beginnen aan de verwerkingsopdrachten.
- Terugkoppeling: kinderen verwoorden wat ze tijdens de les geleerd hebben en hoe dit leren in verlopen. Zowel successen als tegenslagen kunnen hier besproken worden.
- Afsluiting: Afronden van de les.
4. ADI- model (Activerende Directe Instructiemodel)
- Terugblik: voorkennis ophalen of voorgaande werk bespreken.
- Oriëntatie: onderwerp van de les bespreken en het belang ervan benadrukken, koppelen aan andere lessen of situaties, leerdoelen formuleren, …
- Uitleg: Nieuwe leerstof aanbrengen in kleine stappen.
- Begeleide inoefening: korte en duidelijke opdrachten waardoor de leerlingen de leerstof kunnen inoefenen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van ondersteunende materialen.
- Zelfstandige verwerking: leerlingen werken zelfstandig aan oefeningen die inhoudelijk gelijk zijn aan die van de voorafgaande lesfase.
- Evaluatie: wat ging er goed en wat nog niet? controle of het lesdoel bereikt werd
- Terug- en vooruitblik: waarover zal het de volgende les gaan? Waar bevindt de les zich in de lessenreeks?
5. IGDI (Interactief Gedifferentieerd Directe Instructiemodel)
Fase zelfstandige verwerking in 3 groepen:
De voordelen van een begeleiding door een andere leerling:
- instructieonafhankelijke kinderen = zelfstandige verwerking van basis en uitdagingsoefeningen
- instructiegevoelige kinderen = oefenen van basisleerstof
- instructieafhankelijke kinderen = verlengde instructive
- Gezamenlijke instructie met de hele groep: De les start met een terugblik op het eerde geleerde, het gemaakte werk en de voorkennis van de leerlingen. Aan het begin van de les wordt er ook een overzicht van wat er gaat komen vermeld en waarom ze deze nieuwe dingen leren.
- Interactieve groepsinstructie: In deze fase krijgt de plusgroep een korte werkuitleg. Verder in de les krijgen zij de instructie. De kinderen uit de basis- en zorggroep krijgen een doelgerichte instructie. Later in de les, in de verlengde instructie, besteedt de leerkracht nog extra tijd aan de zorgleerlingen.
- Begeleid oefenen: Deeltjes van de leerinhoud die uitgelegd zijn en telkens geoefend wordt onder begeleiding van de leerkracht. De kinderen kunnen ook samenwerken. Doel is om kinderen kennis te laten maken met de leerinhoud, hun zelfvertrouwen te versterken en denkfouten te corrigeren. Differentiatie vindt hier plaats door kinderen die de kennis of vaardigheden onder de knie hebben, te laten starten met de fase van zelfstandige verwerking. De kinderen blijven hierdoor uitgedaagd en zo kan je als leerkracht meer aandacht besteden aan de leerlingen die extra begeleiding en instructie nodig hebben.
- Zelfstandige verwerking van de basisgroep.
- Verlengde instructie aan de zorggroep.
- Instructie en begeleiding aan de plusgroep: De plusgroep heeft ook nood aan opvolging en instructie en krijgt dit terwijl de andere leerlingen bezig zijn met de zelfstandige verwerking van de leerinhoud.
- Afronding en evaluatie
De voordelen van een begeleiding door een andere leerling:
- Leerkracht heeft meer tijd en oog voor andere leerlingen.
- Leerling die uitleg geeft bewijst dat hij/zij de inhoud beheerst, moet juf/meester spelen.
- Leerling die uitleg krijgt, hoort deze uitleg op een andere manier/niveau.
Differentiatie naar evaluatie
Als leerkracht ga je de leerlingen niet alleen beoordelen op hun eindproduct, maar ook op het proces dat vooraf is gegaan en de mate waarin de leerling al dan niet vorderingen heeft gemaakt in het bereiken van een bepaald doel. Laat de leerlingen zich vooral met zichzelf vergelijken in plaats van met anderen uit de groep.
Conclusie: Differentiatiematrix
Bronnen:
De Vos, L., & Van Loock, L. (2014). Begeleiden van kinderen 4A: Brede basiszorg: Algemeen deel. Mechelen: Thomas More [interne publicatie].
Van der Veen, T. (1984). Differentiatie: van waarom tot hoe. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V..
Van der Veen, T. (1980). Lesgeven: interne differentiatie in de praktijk. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V..
Bade, J., & Bult, H. (1981). De praktijk van interne differentiatie: Handboek voor de leraar: achtergronden – mogelijkheden – consequenties. Nijkerk: G.F. Callenbach bv.
Vandekerckhove, J., Cruysweegs, B., Vandergraesen, F., Sollie, L. (2012). Competent – Een algemene didactiek in 101 lemma’s. Wommelgem: Uitgeverij Van In.
De Vos, L., & Van Loock, L. (2014). Begeleiden van kinderen 4A: Brede basiszorg: Algemeen deel. Mechelen: Thomas More [interne publicatie].
Van der Veen, T. (1984). Differentiatie: van waarom tot hoe. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V..
Van der Veen, T. (1980). Lesgeven: interne differentiatie in de praktijk. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V..
Bade, J., & Bult, H. (1981). De praktijk van interne differentiatie: Handboek voor de leraar: achtergronden – mogelijkheden – consequenties. Nijkerk: G.F. Callenbach bv.
Vandekerckhove, J., Cruysweegs, B., Vandergraesen, F., Sollie, L. (2012). Competent – Een algemene didactiek in 101 lemma’s. Wommelgem: Uitgeverij Van In.