Oudercontact
Als leerkracht ben je voortdurend communicatief bezig, zowel
mondeling als schriftelijk: je voert gesprekken met leerlingen en met hun ouders,
een informele babbel met een collega, er is het multidisciplinair overleg,
feedback in de schriften van de leerlingen, de agenda, het rapport, … . Een
korte babbel aan de schoolpoort kan men zelfs aanzien als een informeel
oudercontact. Effectieve en efficiënte communicatie is dan ook een belangrijke
competentie van een leerkracht.
|
Wanneer?
Tijdens het schooljaar worden twee of drie individuele oudercontacten voorzien. Meestal gaan deze
gesprekken door naar aanleiding van het rapport. Het heeft als doel de ouders
te informeren over de vorderingen van
hun kind. Door het grote aantal ouders, is het soms moeilijk om aan
iedereen genoeg gesprekstijd te geven. Dit kunnen dan ’10-minutengesprekken’
worden. Toch kan de leerkracht op een ander moment een uitvoeriger, helpend
gesprek plannen. Dit is een gesprek waarin ouders en leerkracht elkaar helpen
om een zorg of probleem in kaart te brengen en waarin men samen op zoek gaat
naar een uitweg.
Wat is er eigen aan?
Bij elk oudercontact heeft elke partij een eigen rugzak bij die een invloed heeft
op de communicatie. Dit kunnen bijvoorbeeld verwachtingen zijn van elkaar,
emotionaliteit, eerdere ervaringen, persoonlijkheid, opvoedingsvisie,
verklaring van het probleem, enzovoort.
Een belangrijke sociale vaardigheid in de omgang met ouders is perspectief nemen. Dit is je verplaatsen in het gezichtspunt of referentiekader van de ander en hiervan gebruik maken om je gedrag te sturen.
Elk gesprek heeft ook meerdere lagen. Terwijl er inhoud wordt uitgewisseld, tonen de gesprekspartners hoe ze hun onderlinge relatie beleven. Communicatie verloopt over vier niveaus:
• Inhoudsniveau: De eerste functie van communicatie is doorgeven van informatie.
• Relatieniveau: De wijze waarop iemand een inhoud communiceert, toont hoe hij naar zichzelf, de boodschap en de ontvanger kijkt. We gebruiken vooral
non-verbale signalen.
• Perceptieniveau: Afhankelijk van onze achtergrond en ervaringen, van onze regels en gewoonten selecteren en interpreteren we verschillend.
• Waarderingsniveau: Waardering heeft te maken met het gevoel dat je erkend wordt. Communicatie lukt pas als de gesprekspartners zich erkend
voelen.
Een belangrijke sociale vaardigheid in de omgang met ouders is perspectief nemen. Dit is je verplaatsen in het gezichtspunt of referentiekader van de ander en hiervan gebruik maken om je gedrag te sturen.
Elk gesprek heeft ook meerdere lagen. Terwijl er inhoud wordt uitgewisseld, tonen de gesprekspartners hoe ze hun onderlinge relatie beleven. Communicatie verloopt over vier niveaus:
• Inhoudsniveau: De eerste functie van communicatie is doorgeven van informatie.
• Relatieniveau: De wijze waarop iemand een inhoud communiceert, toont hoe hij naar zichzelf, de boodschap en de ontvanger kijkt. We gebruiken vooral
non-verbale signalen.
• Perceptieniveau: Afhankelijk van onze achtergrond en ervaringen, van onze regels en gewoonten selecteren en interpreteren we verschillend.
• Waarderingsniveau: Waardering heeft te maken met het gevoel dat je erkend wordt. Communicatie lukt pas als de gesprekspartners zich erkend
voelen.
Opbouw van een (helpend) gesprek
1. Bedenk je openingszin
van tevoren.
• Sociale fase: “Goed gevonden, …”
• Bekrachtig inzet: “We zijn blij dat…”
2. Leg doel van gesprek uit.
• Luidop nadenken: “Ik zit er al even mee…, ik heb mij afgevraagd…”
• Zorg i.p.v. last: “Ik maak me zorgen over…” i.p.v. “… niet houdbaar, andere ouders…”
Als je je zorgen maakt, dan ben je partner van de ouders: jouw en hun belangen zijn dan dezelfde.
3. Beschrijf concrete feiten en waarnemingen.
Het meest objectief en het meest sprekend zijn vaak concrete situaties of werkjes van het kind die bij de leerkracht vragen oproepen. Spreek vanuit jezelf (ik denk, ik zie), maak de ouder(s) geen verwijten. Zo krijgen de ouders zicht op wat de leerkracht ervaart.
4. Nodig uit tot reageren.
Het gedacht van de ouders is zeker belangrijk. Wanneer ze het verhaal van de leerkracht bevestigen, is het makkelijk om samen verder te praten en te zoeken. Herkennen ze het niet, dan is het nodig om nog beter naar hen te gaan luisteren. Laat hen vertellen over het kind en stel hier gerust vragen bij.
Probeer ook de gevoelens van de ouders in te schatten wanneer ze deze tonen. Geen reden echter om van boodschap te veranderen: wel om te verwoorden dat je die pijn kan begrijpen (of dit toch probeert) en toelaat. In het gesprek focus je best op de relatie met de ouders, eerder dan op de boodschap. Als de relatie niet deugt, dan komt de boodschap niet over.
5. Vat het gesprek samen.
• “Zijn we het er over eens dat…?”
6. Besluiten en plannen
Elk gesprek moet afgerond worden in een besluit waarin ieders mening aan bod komt. Soms zal men met de ouders kunnen plannen wat men als leerkracht verder zal ondernemen in de klas. Soms zal de leerkracht naar een derde verwijzen (het CLB, logopediste, …).
Een gesprek moet eindigen met perspectief, met een plan.
• “Ik zal deze maand proberen… Ik zal jullie begin volgend trimester nog eens uitnodigen…”
• Sociale fase: “Goed gevonden, …”
• Bekrachtig inzet: “We zijn blij dat…”
2. Leg doel van gesprek uit.
• Luidop nadenken: “Ik zit er al even mee…, ik heb mij afgevraagd…”
• Zorg i.p.v. last: “Ik maak me zorgen over…” i.p.v. “… niet houdbaar, andere ouders…”
Als je je zorgen maakt, dan ben je partner van de ouders: jouw en hun belangen zijn dan dezelfde.
3. Beschrijf concrete feiten en waarnemingen.
Het meest objectief en het meest sprekend zijn vaak concrete situaties of werkjes van het kind die bij de leerkracht vragen oproepen. Spreek vanuit jezelf (ik denk, ik zie), maak de ouder(s) geen verwijten. Zo krijgen de ouders zicht op wat de leerkracht ervaart.
4. Nodig uit tot reageren.
Het gedacht van de ouders is zeker belangrijk. Wanneer ze het verhaal van de leerkracht bevestigen, is het makkelijk om samen verder te praten en te zoeken. Herkennen ze het niet, dan is het nodig om nog beter naar hen te gaan luisteren. Laat hen vertellen over het kind en stel hier gerust vragen bij.
Probeer ook de gevoelens van de ouders in te schatten wanneer ze deze tonen. Geen reden echter om van boodschap te veranderen: wel om te verwoorden dat je die pijn kan begrijpen (of dit toch probeert) en toelaat. In het gesprek focus je best op de relatie met de ouders, eerder dan op de boodschap. Als de relatie niet deugt, dan komt de boodschap niet over.
5. Vat het gesprek samen.
• “Zijn we het er over eens dat…?”
6. Besluiten en plannen
Elk gesprek moet afgerond worden in een besluit waarin ieders mening aan bod komt. Soms zal men met de ouders kunnen plannen wat men als leerkracht verder zal ondernemen in de klas. Soms zal de leerkracht naar een derde verwijzen (het CLB, logopediste, …).
Een gesprek moet eindigen met perspectief, met een plan.
• “Ik zal deze maand proberen… Ik zal jullie begin volgend trimester nog eens uitnodigen…”
Meest voorkomende
knelpunten tijdens het helpend gesprek
• De
stropmethode: Voorkom dat het gesprek als bedreigen wordt ervaren door
ouders.
“Heb je enig idee waarvoor je hier bent?”
• Neiging om problemen te minimaliseren: Men gebruikt gemakkelijk verkleinwoordjes. Men minimaliseert het probleem en de ouders krijgen de indruk
dat het niet zo zwaar doorweegt.
• Het probleem maximaliseren: Een dergelijke boodschap komt erg onheilspellend over.
“Het is niet meer houdbaar… De situatie loopt uit de hand…”
• Rituele dans: Men danst rond de hete brij, vaak uit angst om het moeilijke onderwerp aan te kaarten.
• Ouders culpabiliseren: “U zou beter wat meer thuis zijn, meneer…” “Laat je niet teveel toe?” “Help je wel bij het huiswerk?”
Dergelijke uitspraken geven ouders de indruk dat het probleem bij hen ligt. Ze krijgen het gevoel in de fout te zijn gegaan.
• Vage informatie: “Hij zit niet goed in zijn vel.”
Beter is het aan te geven wat er is gebeurd en het gedrag van het kind in observeerbare termen te beschrijven.
• Op het einde geen afspraken maken: “We zullen ons best doen.” “We houden jullie op de hoogte.”
Dergelijke uitspraken zijn weinigzeggend. Het is beter tot echte afspraken te komen.
“Heb je enig idee waarvoor je hier bent?”
• Neiging om problemen te minimaliseren: Men gebruikt gemakkelijk verkleinwoordjes. Men minimaliseert het probleem en de ouders krijgen de indruk
dat het niet zo zwaar doorweegt.
• Het probleem maximaliseren: Een dergelijke boodschap komt erg onheilspellend over.
“Het is niet meer houdbaar… De situatie loopt uit de hand…”
• Rituele dans: Men danst rond de hete brij, vaak uit angst om het moeilijke onderwerp aan te kaarten.
• Ouders culpabiliseren: “U zou beter wat meer thuis zijn, meneer…” “Laat je niet teveel toe?” “Help je wel bij het huiswerk?”
Dergelijke uitspraken geven ouders de indruk dat het probleem bij hen ligt. Ze krijgen het gevoel in de fout te zijn gegaan.
• Vage informatie: “Hij zit niet goed in zijn vel.”
Beter is het aan te geven wat er is gebeurd en het gedrag van het kind in observeerbare termen te beschrijven.
• Op het einde geen afspraken maken: “We zullen ons best doen.” “We houden jullie op de hoogte.”
Dergelijke uitspraken zijn weinigzeggend. Het is beter tot echte afspraken te komen.
Omgaan met weerstand
• Benoem de
weerstand: Zeg wat je ziet of ervaart. “Ik zie dat u de wenkbrauwen
fronst…”
Vraag naar suggesties: “Wat zouden jullie voorstellen?”
• Laat je niet meeslepen met emoties: Het enige wat je als leerkracht moet doen is de reacties van ouders begrijpen en aanvaarden. Het is geen reden
om je boodschap te gaan minimaliseren.
• Stel open vragen: Het stellen van open vragen – vragen die niet gewoon met ‘ja’ of ‘nee’ kunnen worden beantwoorden – geeft telkens de ouders de
gelegenheid om meer te vertellen over hun zorgen, hun verwachtingen en gevoelens.
• Nodig ouders uit om constructief mee te denken: De mening van ouders ernstig nemen, is echt nodig om samen een proces door te gaan.
• Neem tijd om slecht nieuws te brengen: Slecht nieuws is vaak een deuk in het droombeeld van ouders. Het vraagt de nodige verwerkingstijd. De
eerste reactie is vaak ontkenning of woede. Deze reactie is eerder een gevecht met zichzelf dan met de
boodschapper. Slecht nieuws wordt niet vanzelfsprekend aanvaard. Hiervoor zijn meerdere gesprekken nodig.
Vraag naar suggesties: “Wat zouden jullie voorstellen?”
• Laat je niet meeslepen met emoties: Het enige wat je als leerkracht moet doen is de reacties van ouders begrijpen en aanvaarden. Het is geen reden
om je boodschap te gaan minimaliseren.
• Stel open vragen: Het stellen van open vragen – vragen die niet gewoon met ‘ja’ of ‘nee’ kunnen worden beantwoorden – geeft telkens de ouders de
gelegenheid om meer te vertellen over hun zorgen, hun verwachtingen en gevoelens.
• Nodig ouders uit om constructief mee te denken: De mening van ouders ernstig nemen, is echt nodig om samen een proces door te gaan.
• Neem tijd om slecht nieuws te brengen: Slecht nieuws is vaak een deuk in het droombeeld van ouders. Het vraagt de nodige verwerkingstijd. De
eerste reactie is vaak ontkenning of woede. Deze reactie is eerder een gevecht met zichzelf dan met de
boodschapper. Slecht nieuws wordt niet vanzelfsprekend aanvaard. Hiervoor zijn meerdere gesprekken nodig.
Praten met anderstalige ouders
Hoewel het belangrijk is om allochtone ouders in de eerste
plaats te benaderen als ouder (en niet als allochtonen), is het belangrijk om voorbereid te zijn op eventuele verschillen.
Dit kunnen zowel verbale als non-verbale elementen zijn. Als leerkracht moet je
bewust zijn van deze mogelijke verschillen om te vermijden dat er misverstanden
in de communicatie optreden.
• Aankijken: Iemand niet aankijken betekent in de westerse samenleving bijvoorbeeld niet geïnteresseerd zijn, onbeleefd zijn, verlegen of oneerlijk zijn,
iets te verbergen hebben. In andere culturen is de ogen neerslaan een teken van respect. Iemand in de ogen kijken is brutaal en getuigt van
een gebrek aan respect.
• Zwijgen: In sommige culturen betekent zwijgen een manier om aan te geven dat je op een andere golflengte zit. Of zwijg je uit respect voor de
vragensteller. Marokkanen bijvoorbeeld voelen zich in het algemeen beter op hun gemak bij langere pauzes op een ouderavond. Het is beleefd
om te zwijgen als de leerkracht wat zegt.
• Belangrijke woorden of termen: Het is mogelijk dat de ouders weinig tot geen Nederlands kunnen spreken of verstaan. Als leerkracht heb je dan de
mogelijkheid om vooraf enkele kernwoorden te noteren en hier de vertaling van op te zoeken in de moedertaal van de
ouder.
• Gevoelens uiten: We uiten onze gevoelens zelden uitbundig. Daarom zien andere culturen ons vaak als afstandelijk, onverschillig, koele kleurloze
kikkers.
• Afstand en aanraken: Samenlevingen verschillen in wat men aanvaardbaar vindt in afstand en aanrakingen. Turkse vrouwen weigeren bijvoorbeeld bij de
begroeting van een vreemde man een hand te geven.
• Op tijd komen: Wij accepteren te laat komen niet. In andere culturen is de relatie met mensen uit je eigen groep of het afwerken van iets waar je mee
bezig bent, belangrijker dan de afspraken die nog komen. Ook is er soms een verschil in normen, waarden en opvattingen. Hierdoor kan
een ouder moeite hebben met bepaalde regels en activiteiten op de school.
Het is belangrijk om met ouders hierover in gesprek te gaan en daarbij de drempel voor deze gesprekken zo laag mogelijk te maken. Toon een open houding naar hun waarden en normen, durf vragen stellen over gewoonten en gebruiken die voor jou vreemd zijn, … . Ouders zullen deze belangstelling ervaren als een vorm van respect. Als jij respect toont, is de kans op het terugkrijgen van respect veel groter.
• Aankijken: Iemand niet aankijken betekent in de westerse samenleving bijvoorbeeld niet geïnteresseerd zijn, onbeleefd zijn, verlegen of oneerlijk zijn,
iets te verbergen hebben. In andere culturen is de ogen neerslaan een teken van respect. Iemand in de ogen kijken is brutaal en getuigt van
een gebrek aan respect.
• Zwijgen: In sommige culturen betekent zwijgen een manier om aan te geven dat je op een andere golflengte zit. Of zwijg je uit respect voor de
vragensteller. Marokkanen bijvoorbeeld voelen zich in het algemeen beter op hun gemak bij langere pauzes op een ouderavond. Het is beleefd
om te zwijgen als de leerkracht wat zegt.
• Belangrijke woorden of termen: Het is mogelijk dat de ouders weinig tot geen Nederlands kunnen spreken of verstaan. Als leerkracht heb je dan de
mogelijkheid om vooraf enkele kernwoorden te noteren en hier de vertaling van op te zoeken in de moedertaal van de
ouder.
• Gevoelens uiten: We uiten onze gevoelens zelden uitbundig. Daarom zien andere culturen ons vaak als afstandelijk, onverschillig, koele kleurloze
kikkers.
• Afstand en aanraken: Samenlevingen verschillen in wat men aanvaardbaar vindt in afstand en aanrakingen. Turkse vrouwen weigeren bijvoorbeeld bij de
begroeting van een vreemde man een hand te geven.
• Op tijd komen: Wij accepteren te laat komen niet. In andere culturen is de relatie met mensen uit je eigen groep of het afwerken van iets waar je mee
bezig bent, belangrijker dan de afspraken die nog komen. Ook is er soms een verschil in normen, waarden en opvattingen. Hierdoor kan
een ouder moeite hebben met bepaalde regels en activiteiten op de school.
Het is belangrijk om met ouders hierover in gesprek te gaan en daarbij de drempel voor deze gesprekken zo laag mogelijk te maken. Toon een open houding naar hun waarden en normen, durf vragen stellen over gewoonten en gebruiken die voor jou vreemd zijn, … . Ouders zullen deze belangstelling ervaren als een vorm van respect. Als jij respect toont, is de kans op het terugkrijgen van respect veel groter.
Bronnen:
De Vos, L., & Van Loock, L. (2014). Begeleiden van kinderen 4A: Brede basiszorg: Algemeen deel. Mechelen: Thomas More [Interne publicatie].
http://www.klasse.be/archief/communicatie/
De Vos, L., & Van Loock, L. (2014). Begeleiden van kinderen 4A: Brede basiszorg: Algemeen deel. Mechelen: Thomas More [Interne publicatie].
http://www.klasse.be/archief/communicatie/